Website van Hubert Klaver

Groene konijntjes

Je komt erin als je je verdiept in de leerstof. Als je het boek openslaat bij het hoofdstuk van de imaginaire getallen. Je moet de moed natuurlijk wel even opbrengen om het goed door te spitten en de disco opzij zetten. Dan gaat het vanzelf.
Je kunt natuurlijk ook aan een XTC-pilletje gaan knutselen en er een OH-groep aan vast knopen. Maar dat betekent wel dat je achtertuin vol staat met een groot chemisch complex. En je loopt de kans dat de elektronen door je huiskamer stuiteren. Als je dat hoofdstuk doorleest dan stuit je op den duur op deeltjes, die nog kleiner zijn dan de allerkleinste deeltjes. Dan kun je niet meer gewoon optellen en aftrekken. Dan is i-kwadraat min één.
Je kunt ook gaan morrelen aan de afspraken. Als i-kwadraat nu eens min twee was? Of de wortel uit min achthonderd? Dan stuit je op een gegeven moment op paranormale functies. Daar horen prachtige beelden bij. Daar kun je een gedicht over schrijven, dat niemand begrijpt. Een hermetisch gedicht. Dan word je gezien als een begenadigd dichter. En als je tien Nobelprijswinnaars in een hokje stopt en ze een week lang laat brainstormen, dan vatten ze het nog niet. Die komen dan met een communiqué: "Het is geniaal. Er is geen touw aan vast te knopen."
Zo begon ik eens in een volstrekt onleesbaar boek. De goeie man had de prijs ook gewonnen. Hoe hij heette, dat weet ik niet meer. De titel ben ik ook kwijt. De eerste punt stond pas op bladzijde acht of tien.
Nee, het is veel mooier om te verdwalen in de imaginaire getallen. Dan hoef je ook niet bezig te zijn met politiek. Of andere aardse beslommeringen. Dan moet je met Kneipp-baden tot bezinning komen.
Zoals die keer, dat ik een sterveling uitfoeterde, die me vroeg hoe laat het was. Wist hij veel. "Die man is gek," fluisteren de mensen dan. En het maakt ze een beetje bang. Daar kun je dan veel later om lachen. Zo heb je in die wereld een constante die fluctueert. Hij kan ook hele aparte waarden aannemen. Positief en negatief. Een constante die fluctueert, dat gaat elke Nobelprijswinnaar het verstand te boven. Daar kom je met kwantummechanica zelfs niet meer uit. Om dat te snappen, daar moet je echt een beetje gek voor zijn. Je moet zo'n constante ook snel je eigen naam geven, anders gaat een ander ermee vandoor. Dat heb ik gehad bij de constante van Planck. Dan heb je ondertussen al twee van de fundamentele krachten onder één noemer gebracht.
Het is trouwens helemaal niet zo moeilijk om een lange zin te maken. Daar hoef je geen Nobelprijswinnaar voor te zijn. Als je de voegwoorden maar kent. Er bestaan ook betrekkelijke voornaamwoorden. Je hebt hoofd- en bijzinnen. Als je maar genoeg bijzinnen bij de hand hebt, en daar zijn er genoeg van, dan kom je al een heel eind. Ik kan wel een zin maken van een kilometer. In mijn wereld is afstand maar betrekkelijk. Daar krimpt de ruimte. Tijd bestaat helemaal niet. Je kunt berekenen waar je vijanden zitten. Met zo'n meesterbrein is dat een koud kunstje. Als er dan groene konijntjes door je kamer huppelen moet je niet vreemd opkijken.